RAAB-studie: visuele beperkingen in Suriname

Promotie onderzoek

Janna Minderhoud, oogarts, heeft onderzoek gedaan naar de etiologie en epidemiologie van blindheid en slechtziendheid in de Republiek Suriname, met daarnaast speciale aandacht voor oogtrauma’s en diabetische retinopathie. Het onderzoek werd geïnitieerd door het Suriname Eye Center waar Janna onderdeel uitmaakte van het team dat de Rapid Assessment of Avoidable Blindness (RAAB) uitvoerde onder de bevolking. Janna promoveerde in 2017 bij de Faculteit Geneeskunde aan de Vrije Universiteit.

Onderzoeker

Janna Minderhoud

Positie

Arts-onderzoeker

Financiering

WAMA Foundation, Nelly Reef Fund, Stichting Blindenhulp, Het Lot, Hoppenbrouwersfonds, SNOO, SWO Binkhorst, Rotterdamse SB, KSBS

Periode

2012-2016

Samenvatting proefschrift

De epidemiologie en etiologie van blindheid en slechtziendheid in de Republiek Suriname

Slechtziendheid en blindheid gaan vaak gepaard met psychosociale problematiek, verhoogde mortaliteit en verlies van arbeidsproductiviteit. De preventie ervan heeft daarom over het algemeen hoge prioriteit in nationale ‘public health’ sectoren. Volgens schattingen bedroeg de wereldwijde prevalentie van slechtziendheid in het jaar 2010 285 miljoen individuen. Hiertussen bevond zich een onbekend, maar substantieel aantal individuen bij wie de visusproblemen middels relatief eenvoudige ingrepen behandeld of vermeden hadden kunnen worden. Met als doel het aantal gevallen van vermijdbare blindheid terug te brengen, formuleerde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op 18 februari 1999 het VISION 2020 actieplan dat beoogt in het jaar 2020 vermijdbare blindheid te hebben uitgebannen. Essentieel hierbij is de beschikbaarheid van betrouwbare nationale data over de stand van zaken op het gebied van de oogheelkunde zodat gerichte preventieve en behandelingsprogramma’s geïmplementeerd kunnen worden. In Latijns Amerika en het Caraïbisch gebied zijn in de periode tussen 1980 en 2012 echter maar zes nationale studies uitgevoerd over de prevalentie van blindheid en slechtziendheid. En tot de studies beschreven in dit proefschrift was deze informatie niet beschikbaar voor de Republiek Suriname.

Suriname is een onafhankelijk land in ontwikkeling en is gelegen aan de noordoostkust van Zuid Amerika. In 2014 werd de populatie van Suriname geschat op 573,311 inwoners, waarvan 90% in de stedelijke en kustgebieden woont. De overige 10% woont verspreid over het tropische regenwoud dat 80% van het oppervlak van het land beslaat. Het bruto nationaal product per capita bedraagt U$ 9950. Suriname maakt deel uit van het Caraïbisch gebied en is lid van de Pan American Health Organization (PAHO) die de WHO vertegenwoordigt in de regio. Gespecialiseerde oogheelkundige zorg wordt in Suriname verleend door de negen oogartsen van het Suriname Eye Center (SEC) dat deel uitmaakt van het Academisch Ziekenhuis Paramaribo (AZP). De oogheelkundige zorg in Suriname heeft zich sterk ontwikkeld in de afgelopen jaren en het SEC is recent toegetreden als geassocieerd lid van de ‘World Association of Eye Hospitals (WAEH)’. Het SEC organiseert regelmatig missies naar de omliggende districten en het binnenland waarbij patiënten worden voorzien van poliklinische en chirurgische oogheelkundige zorg. Ondanks de huidige capaciteit van oogheelkundige zorg presenteren zich elke dag nieuwe patiënten bij het SEC met vergevorderde oogheelkundige pathologie waarvoor slechts weinig behandelopties beschikbaar zijn. Het is duidelijk dat deze situatie verbetering behoeft. Een manier om dit te verwezenlijken is het verkrijgen van inzicht in de prevalentie en de meest voorkomende oorzaken van blindheid en slechtziendheid in de verschillende populatiegroepen in Suriname.

Potentiële oorzaken van blindheid in Suriname

Cataract (staar) is wereldwijd de meest voorkomende oorzaak van blindheid. Vooral de snel groeiende populatie van ouderen in ontwikkelingslanden wordt door deze aandoening getroffen. Dit is voor een belangrijk deel een gevolg van de slechte toegankelijkheid tot oogheelkundige zorg en de gebrekkige mogelijkheden voor behandeling. Om de cataract chirurgische zorg in Suriname te verbeteren, zijn allereerst studies nodig die het huidige cataract zorgsysteem evalueren en de omvang van blindheid veroorzaakt door cataract in kaart brengen.

Diabetische retinopathie is een ernstige oogcomplicatie van diabetes mellitus en de meest voorkomende oorzaak van blindheid in de productieve westerse populatie. De prevalentie van diabetes mellitus neemt over de hele wereld toe, met name in de minder ontwikkelde landen. In Suriname wordt het aantal individuen met suikerziekte ouder dan 50 jaar geschat op 20%. Over de prevalentie van diabetische retinopathie is echter geen informatie beschikbaar.

Glaucoom is één van de vaakst gediagnosticeerde oogaandoeningen in Suriname. In veel ontwikkelingslanden leidt deze aandoening tot een fors verlies van het gezichtsveld als gevolg van late diagnose en gebrek aan behandelopties. In Suriname zijn voldoende behandelopties voor glaucoom voorhanden. Teneinde deze aandoening in dit land terug te dringen zijn daarom – net als in de bovengenoemde gevallen – vooral prevalentie data essentieel.

Uveïtis is een veelvoorkomende inflammatoire oogziekte en een belangrijke oorzaak van blindheid in ontwikkelingslanden. Deze aandoening heeft zijn oorsprong onder andere in  infectieuze en niet-infectieuze systemische oorzaken. Vroege diagnostiek en behandeling kan de complicaties van uveïtis voorkomen en daarmee de kans op slechtziendheid verminderen. In Suriname zijn geen data beschikbaar over de prevalentie en de onderliggende oorzaken van uveïtis. Er zijn ook geen gestandaardiseerde diagnostische en behandelprotocollen voor deze aandoening beschikbaar. Data betreffende de etiologie van uveïtis zijn dus hard nodig om de oogheelkundige zorg van patiënten met deze oogziekte in het land te verbeteren.

Informatie over de etiologie van bilaterale blindheid en slechtziendheid bij kinderen in Suriname kwam voor het eerst relatief recent beschikbaar. Uit deze studie kwam naar voren dat cataract en premature retinopathie de belangrijkste onderliggende oorzaken zijn. In 20% van de gevallen bleek unilaterale blindheid bij kinderen te worden veroorzaakt door oculair trauma. Gelet op het feit dat 90% van de oculaire traumata te voorkomen is, zal onderzoek naar de epidemiologie en etiologie van deze oogaandoening bij kunnen dragen aan de ontwikkeling van preventieve oogheelkundige zorgprogramma’s.

Doel van het proefschrift

In dit proefschrift is gebruik gemaakt van de ‘Rapid Assessment of Avoidable Blindness’ (RAAB) methode en informatie uit het archief van het SEC om de oogheelkundige situatie in Suriname in kaart te brengen. De nadruk is vooral gelegd op voorkombare en behandelbare oorzaken van blindheid en slechtziendheid in de hoog-risico- en socio-economisch belangrijke groepen zoals individuen ouder dan 50 jaar, de binnenlandse bevolking, diabeten en kinderen. De verkregen data kunnen worden gebruikt voor de ontwikkeling van preventieve en chirurgische oogheelkundige zorgprogramma’s. Zoals eerder aangegeven bestaat er in Suriname nog geen behandelprotocol voor de screening en behandeling van uveïtis. Teneinde voorstellen te formuleren voor een gericht zorgpad zijn tevens de oorzaken van deze aandoening in kaart gebracht. 

Epidemiologische dataverzameling

RAAB (Rapid Assessment of Avoidable Blindness)

De RAAB is een snelle, eenvoudige en relatief goedkope gestandaardiseerde methode om de prevalentie en oorzaken van blindheid in individuen van 50 jaar en ouder in een specifiek gebied in kaart te brengen. De RAAB is met name gericht op vermijdbare en behandelbare oorzaken zoals cataract en refractie afwijkingen. Middels de RAAB kan een gedetailleerd overzicht van de cataractsituatie in Suriname worden verkregen. Dit houdt onder meer in: informatie over welk deel van de bevolking een cataractoperatie heeft ondergaan (de zgn. ‘cataract surgical coverage’), de resultaten van de ingrepen, alsmede de barrières die voorkomen dat men optimaal gebruik maakt van de zorg. Aan deze informatie zal worden toegevoegd een uiteenzetting over de cataract chirurgische zorg van het SEC gebaseerd op de beschikbare ziekenhuisdata.

Al meer dan zestig landen over de hele wereld hebben met succes een RAAB studie uitgevoerd. Omdat deze methode gestandaardiseerd is, kunnen de resultaten van verschillende landen en regio’s gemakkelijk met elkaar worden vergeleken. De resultaten van de RAAB kunnen niet alleen gebruikt worden om interventieprogramma’s op te zetten, maar ook om het effect van deze programma’s te meten door de studie op een later tijdstip te herhalen. Vanwege de wereldwijd toenemende prevalentie van diabetische retinopathie (DR) is een nieuwe module aan de RAAB methode toegevoegd, waardoor het mogelijk is de prevalentie van diabetes mellitus en DR te meten (bij individuen die ouder zijn dan 50 jaar).

Ziekenhuisarchief

Het SEC is het belangrijkste oogziekenhuis in Suriname en de oogartsen die daar werkzaam zijn worden geconsulteerd door alle andere ziekenhuizen in het land. Het archief van het SEC bevat dan ook gedetailleerde informatie over het grootste deel van de oogpatiënten in Suriname. Deze informatie is uitermate bruikbaar voor epidemiologisch onderzoek. Informatie over de meest voorkomende oorzaken van slechtziendheid bij kinderen, inclusief de frequentie en oorzaken van oogtrauma, is verkregen middels retrospectief statusonderzoek. Daarnaast zullen de binnenlandse oogheelkundige zorg en de etiologie van bepaalde specifieke oogziektes in de patiënten populatie van het SEC prospectief in kaart gebracht worden, inclusief de meest voorkomende oorzaken van uveïtis.

Resultaten en Discussie

Hoofdstuk 2 beschrijft de prevalentie en oorzaken van blindheid en slechtziendheid in Suriname, alsmede een deel van de cataract chirurgische situatie in individuen ouder dan 50 jaar die middels de RAAB zijn verkregen. Dit bevolkingsonderzoek onderzoek omvatte 2,998 individuen van 50 jaar en ouder (dekking 93.6%). Deze werden in hun eigen huis onderzocht op basis van het RAAB protocol. De gestandaardiseerde prevalentie van blindheid (visus < 3/60 met beschikbare correctie) was 1.9% (95% CI: 1.0-2.8), zeer slechtziendheid (visus < 6/60 – 3/60 met beschikbare correctie) 1.1% (95% CI: 0.6-1.6), en matige slechtziendheid (visus < 6/18 – 6/60 met beschikbare correctie) 5.6% (95% CI: 4.1-7.0). De meest voorkomende oorzaak van bilaterale blindheid was onbehandelde cataract (54.0%) gevolgd door glaucoom (23.8%). Cataract was ook de meest voorkomende oorzaak van bilaterale zeer slechtziendheid (57.9%). De meest voorkomende oorzaken van matige slechtziendheid waren ongecorrigeerde refractie afwijkingen (48.6%) en cataract (33.7%). De ‘cataract surgical coverage’ voor visus < 3/60 was 94.3% (per individu). Het meest genoemde obstakel voor cataract chirurgie was ‘geen toegang tot behandeling’ (28.9%). In 80.5% van de gevallen leidde een cataract operatie tot een positief resultaat (visus > 6/18) terwijl de uitkomst in 9.8% van de gevallen slecht was (visus < 6/60). De belangrijkste conclusies van dit onderzoek waren dat de prevalentie van blindheid in Suriname vergelijkbaar is met die in andere Zuid-Amerikaanse en Caraïbische landen; dat bilaterale blindheid in 87.3% van de patiënten te voorkomen of te behandelen is; en dat verbetering van de cataract chirurgische zorg de belangrijkste en meest kosteneffectieve interventie strategie is om blindheid te voorkomen.

Hoofdstuk 3 beschrijft de oorzaken van blindheid en slechtziendheid in de Marron populatie woonachtig in het binnenland van Suriname. Deze groep bestaat uit ongeveer 23,000 individuen van Afrikaanse origine. Het onderzoek werd uitgevoerd in verschillende dorpjes langs de Boven Suriname rivier. Zowel de blinde en slechtziende mensen als de risicogroepen werden opgeroepen en oogheelkundig onderzocht volgens een gestandaardiseerd protocol van de WHO.

Cataract was de meest voorkomende oorzaak van blindheid en zeer slechtziendheid (60%). Andere belangrijke oorzaken waren glaucoom (16%) en idiopathische opticus atrofie (10%). Een enkel individu was blind als gevolg van phtysis bulbi, afakie, cornea troebeling, retinitis pigmentosa of toxoplasmose. Deze studie bevestigde de noodzaak voor preventieve programma’s gericht op het voorkomen van blindheid met de nadruk op de cataract chirurgische zorg en de vroege opsporing en behandeling van glaucoom.

Hoofdstuk 4 geeft een gedetailleerd overzicht van de cataract situatie in Suriname sinds de implementatie van een nieuw cataract chirurgisch interventieprogramma in 2006. De effectiviteit en veiligheid van het huidige zorgsysteem werden geëvalueerd aan de hand van de resultaten van de RAAB studie en verschillende indicatoren van het SEC.

Sinds de invoer van het nieuwe interventieprogramma is het aantal staaroperaties in het SEC gestegen, van 1,150 in 2006 naar 4,538 in 2014. Als gevolg hiervan is de prevalentie van blindheid als gevolg van cataract momenteel 0.8% (95% betrouwbaarheidsinterval 0.2-1.3%) in individuen ouder dan 50 jaar. Het percentage patiënten met een slechte uitkomst na cataractchirurgie was het laagst in het SEC (8.5%) en het hoogst in de groep patiënten die waren geopereerd door buitenlandse oogheelkundige teams. Deze resultaten geven aan dat de cataract situatie in Suriname, vergeleken met andere landen in de regio, goed onder controle is. Belangrijke factoren die bijdragen aan dit succes zijn de ingebruikneming van moderne chirurgische apparatuur, de introductie van nieuwe chirurgische technieken, intensieve training van zowel de medische als de paramedische staf en de verbetering van de toegang tot en de vergoeding van de cataract chirurgische zorg. Gelet op de toename van de populatie van ouderen is het belangrijk de cataract chirurgische capaciteit op peil te houden en zelfs met 10% te verhogen.

In hoofdstuk 5 wordt de ervaring met phacoemulsificatie onder druppelanesthesie in 88 patiënten in het binnenland van Suriname beschreven. Gegevens over visuele uitkomsten voor en na cataract chirurgie en de frequentie van intra- en postoperatieve complicaties zijn geëvalueerd. Voor de operatie waren 54 ogen (61%) blind of zeer slechtziend terwijl slechts 8 patiënten (9%) een visus hadden van ≥ 6/18. Na de operatie hadden 61 patiënten (70%) een ongecorrigeerde visus van ≥ 6/18 (goede uitkomst) en bleven 8 patiënten (9%) blind of zeer slechtziend (7 ogen pre-existente pathologie, 1 oog met cornea oedeem). Twee achterste kapselrupturen (2.3%) waarvan 1 ‘dropped nucleus’ (1.4%) konden worden toegeschreven aan intra-operatieve complicaties. Deze resultaten geven aan dat een ervaren team uitgerust met hoogwaardige apparatuur in staat is zelfs onder relatief ongunstige omstandigheden resultaten van hoge kwaliteit af te leveren.

De prevalentie van diabetes mellitus en DR in Suriname – inclusief diabeten die bij de oogartsen bekend zijn –  werden verkregen middels de RAAB + DR methode en zijn beschreven in hoofdstuk 6. Individuen werden geclassificeerd als diabeet indien ze eerder als zodanig waren gediagnosticeerd, bloedsuikerverlagende middelen gebruikten of een bloedglucosespiegel >200 mg/dL hadden (niet-nuchter). De patiënten ondergingen fundoscopie in mydriasis en DR werd geclassificeerd volgens het ‘Scottish DR grading protocol’ zoals aangegeven in de RAAB + DR onderzoeksmethode. Tevens werd etnische achtergrond, duur van de diabetes, frequentie van screening op DR en behandelmethode van elke patiënt genoteerd.

De prevalentie van diabetes in individuen ouder dan 50 jaar was 24.6%. Diabetische retinopathie werd gediagnosticeerd in 21.6% en visusbedreigende DR in 8.0% van de gevallen. Meer dan een derde van de patiënten (34.2%) had nooit een oogarts bezocht en 13.0% had al meer dan 2 jaar geleden voor het laatst een bezoek aan de oogarts gebracht. De prevalentie van diabetes mellitus was statistisch gezien significant hoger in Hindoestaanse individuen vergeleken met individuen behorende tot andere grote etnische groepen. Meer dan 40% van de diabeten was niet goed ingesteld (glucose > 200mg/dL; significant meer mannen dan vrouwen). Concluderend kan worden gesteld dat een groot deel van de oudere Surinaamse diabeten niet gescreend is op DR. De prevalentie van diabetes-gerelateerde blindheid kan worden verminderd door, in samenwerking met de eerstelijns- en de specialistische zorg, speciale zorgpaden te ontwikkelen om de screening op DR te verbeteren en de instelling van diabeten te optimaliseren.

Hoofdstuk 7 behandelt de resultaten m.b.t. de etiologie van uveïtis in Suriname. Deze zijn verkregen middels een prospectieve cohortstudie waarin 100 uveïtispatiënten werden opgenomen en werden gestratificeerd op basis van hun etnische achtergrond alsmede anatomische en etiologische diagnostische criteria. Deze waren gebaseerd op de criteria van de ‘Standardization of Uveïtis Nomenclature Working Group (SUN)’. Vierenzestig procent van de patiënten werd gediagnosticeerd met een uveïtis anterior, 19% met een panuveïtis, 15% met een uveïtis posterior en 2% met een intermediaire uveïtis. Een infectieuze oorzaak werd gevonden in 34% van de gevallen. De meest voorkomende oorzaken waren toxoplasma chorioretinitis (24%), herpes virus uveïtis anterior (3%) en Treponema pallidum (3%). Vier patiënten (4%) werden verdacht van tuberculose gerelateerd uveitis. Bij 59% van de patiënten kon de exacte diagnose niet worden vastgesteld.

De resultaten van deze studie verschaffen een eerste indruk van het klinisch spectrum van uveïtis in Suriname en geven aan dat ongeveer 41% van alle uveïtiden in deze serie correct kon worden geclassificeerd. Deze  informatie kan worden aangewend voor de ontwikkeling van een diagnostisch en therapeutisch zorgpad voor uveïtispatiënten in Suriname.

In hoofdstuk 8 worden de epidemiologie en etiologie van oculaire traumata bij kinderen beschreven. Hiertoe is gebruikt gemaakt van de gegevens van kinderen die tussen 8 en 16 jaar oud waren ten tijde van de studie en in het verleden het SEC hadden bezocht vanwege een oculair trauma. Het betrof 538 gevallen waaronder 35 (7%) ‘open globe injuries’ (OGI), 458 (85%) ‘closed globe injuries’, 5 (1%) orbita fracturen, en 40 (7%) ooglidtraumata. De meeste gevallen waren het gevolg van een prik (20%) of slag (13%) en waren veroorzaakt door lichaamsdelen (armen, benen en vingers, 18%) en stokken of takken (13%). In 58% van de gevallen van OGI was de uiteindelijke visus < 6/60. ‘Leven in afgelegen gebieden’, ‘OGI’ en ‘slechte compliantie aan overeengekomen controle afspraken in het SEC’ waren gerelateerd aan een slechte visuele uitkomst (p ≤ 0.007). Tenslotte werden patiënten met OGI vaker in het ziekenhuis opgenomen dan kinderen met ander soort trauma (p < 0.0001).

Dit is de eerste studie naar de  oorzaken van oculaire traumata bij kinderen in Suriname. Gegeven de consequenties en het voorkombare karakter van deze aandoening is het zaak om effectieve en preventieve strategieën te ontwikkelen gericht op bewustwording van de risico’s en zorg van potentiële patiënten.

Hoofdstuk 9 presenteert een samenvatting van de resultaten van dit proefschrift. Daarnaast worden de verschillende methodologische aspecten van dit onderzoek besproken en worden aanbevelingen gedaan voor beleidsmakers en de klinische praktijk. Er worden ook suggesties gedaan voor toekomstig onderzoek.

Aanbevelingen

De belangrijkste aanbevelingen voor de klinische praktijk die voortkomen uit de RAAB, de studies in het binnenland van Suriname en de cataractstudies betreffen handhaving en zelfs uitbreiding van het niveau van het aantal uitgevoerde cataractoperaties. Hiertoe zal het aantal uitgevoerde cataractoperaties met tenminste 10% moeten groeien ter compensatie van de verwachte groei van de bevolking. Dit kan bereikt worden door de bewustwording omtrent en de toegang tot cataractchirurgie te verbeteren, met name voor de binnenlandse en de vrouwelijke populatie. Ook kan er winst behaald worden in de efficiëntie van het verwijssysteem voor cataractchirurgie en d.m.v. intensievere ‘case finding’.

De uitkomsten van cataractchirurgie in het binnenland van Suriname moeten verbeterd worden. Hiervoor zullen de oorzaken van slechte uitkomsten beter geanalyseerd moeten worden, moet er meer nadruk gelegd worden op het pre-operatieve onderzoek (inclusief indicatiestelling), de biometrie en de post-operatieve refractie. Het aantal complicaties kan gereduceerd worden door de huidige (buitenlandse) chirurgische praktijken aan te pakken.

Naar aanleiding van dit onderzoek is glaucoom officieel erkend als een belangrijke oorzaak van blindheid in zowel de stedelijke gebieden als het binnenland van Suriname (en zelfs als de belangrijkste oorzaak van slechtziendheid bij mannen ouder dan 50 jaar). Er zullen daarom speciale zorgpaden ontwikkeld moeten worden voor de screening en de daaropvolgende behandeling van deze aandoening. Daarnaast zal de bewustwording omtrent glaucoom vergroot moeten worden door de Surinaamse populatie van informatie te voorzien en het belang van reguliere screening uit te leggen. Met name familieleden van glaucoompatiënten zullen actief benaderd moeten worden, ook bij de binnenlandse Marronpopulatie.

Ook de bewustwording van de problematiek en de ontwikkeling van speciale zorgpaden voor de screening op diabetische retinopathie moet verder uitgebreid worden. Samen met de diabetologen (huisartsen en internisten) moeten er tevens zorgpaden ontwikkeld worden om het aantal diabetespatiënten met goed gereguleerde bloedsuikerspiegels te vergroten. De belangrijkste aanbeveling die voortkomt uit de uveïtis studie is dat de diagnostische middelen die nodig zijn voor optimale diagnostiek en behandeling van uveïtis uitgebreid moeten worden.

Uit de studieresultaten bij kinderen in Suriname kan worden geconcludeerd dat er geïnvesteerd moet worden in educatieve interventie ter verbetering van bewustwording van het risico op oogheelkundig trauma. Ter preventie van oogheelkundige traumata spelen ouderlijke supervisie, snelle oogheelkundige hulp en goede therapietrouw een belangrijke rol, met name bij de hoog-risico populatie van jongens tussen de 3 en 11 jaar oud. Daarnaast zal het gebruik van katapulten, vuurwerk en chemische substanties zoveel mogelijk beperkt moeten worden gezien het daaraan gerelateerde risico op blijvend oogletsel.

Toekomstig onderzoek

Zoals beschreven geven de bevindingen van de RAAB aan waar de prioriteit ligt ter verbetering van de oogheelkundige zorg in Suriname. Nadat de nodige interventieprogramma’s zijn ingevoerd kan een tweede RAAB ingezet worden om het effect daarvan te monitoren en aan te passen waar nodig.  Daarnaast zou toekomstig onderzoek zich kunnen toespitsen op de etiologie van de belangrijkste oogziektes in Suriname zoals diabetische retinopathie en glaucoom. Welke genetische en omgevingsfactoren spelen een rol bij het ontstaan van deze ziektes in de Surinaamse populatie? Is er verschil in etniciteit of is er sprake van invloed van culturele factoren? Van open kamerhoek glaucoom, bijvoorbeeld, is bekend dat het voorkomt in een aantal Surinaamse families van Afrikaanse origine. Dit wijst op een sterke genetische associatie. In Kaukasische en Aziatische patiënten is al een aantal genen geïdentificeerd, maar deze genen blijken niet gerelateerd te zijn aan een verhoogd risico van open kamerhoek glaucoom in de populatie van Afrikaanse origine. Om de ziekte beter te begrijpen en kansen te ontwikkelen voor vroege risicoscreening en ‘personalized medicine’ is specifiek onderzoek naar genetische risicofactoren van open kamerhoekglaucoom in deze populatie essentieel.

Een andere belangrijke bevinding van het huidige onderzoek was de hoge frequentie van idiopathische opticus atrofie bij de binnenlandse Marronpopulatie in Suriname. Dit komt overeen met vergelijkbare studies in andere populaties van Afrikaanse origine. Tussen 1974 en 1977 voerde professor Hendrikse een retrospectief casusonderzoek uit naar de etiologie van idiopathische opticus atrofie in Suriname. Uit zijn resultaten bleek dat bilaterale onverklaarbare opticus atrofie meer voorkwam bij Creoolse mensen (die van Afrikaanse origine zijn) dan bij individuen met een Hindoestaanse achtergrond en dat de incidentie het hoogst was bij mannen in de districten Para en Saramacca. Hij suggereerde dat de ontwikkeling van opticus atrofie bij de Creolen een gevolg zou kunnen zijn van genetische factoren in combinatie met exogene factoren. In dit verband werd genoemd de inname van cyanide door de consumptie van diverse cassaveproducten maar de exacte oorzaak is nog niet bekend. Voortbordurend op het werk van professor Hendrikse en gebruikmakend van nieuwe onderzoekstechnieken zouden nieuwe studies naar de etiologie van idiopathische opticus atrofie in Suriname kunnen leiden tot nieuwe inzichten.

De data betreffende blindheid en slechtziendheid bij kinderen in Suriname zouden verder uitgebreid kunnen worden met prospectief onderzoek naar de andere oorzaken van slechtziendheid en de psychosociale en maatschappelijke gevolgen.

Verschenen publicaties

Minderhoud, J. (2017). Epidemiology, Aetiology and Care of Eye Disease in Suriname. http://hdl.handle.net/1871.1/b1e61111-948a-4709-a9db-302a0d72a153 (Thesis)

Pawiroredjo, J. C., Minderhoud, J., Mans, D. R. A., Themen, H. C. I., Bueno De Mesquita-Voigt, A. M. T., Siban, M. R., Forster-Pawiroredjo, C. M., Moll, A. C., Van Nispen, R. M. A., & Limburg, H. (2017). The cataract situation in Suriname: An effective intervention programme to increase the cataract surgical rate in a developing country. British Journal of Ophthalmology101(2), 89-93. https://doi.org/10.1136/bjophthalmol-2016-308659

Minderhoud, J., Pawiroredjo, J. C., de Mesquita-Voigt, A-M. T. B., Themen, H. C. I., Siban, M. R., Forster-Pawiroredjo, C. M., Limburg, H., van Nispen, R. M. A., Mans, D. R. A., & Moll, A. C. (2016). Diabetes and diabetic retinopathy in people aged 50 years and older in the Republic of Suriname. British Journal of Ophthalmology100(6), 814-818. https://doi.org/10.1136/bjophthalmol-2015-307177

Minderhoud, J., van Nispen, R. M. A., Heijthuijsen, A. A. A. M., Beunders, V. A. A., Mesquita-Voigt, A-M. T. B. D., Moll, A. C., Mans, D. R. A., & Saeed, P. (2016). Epidemiology and aetiology of childhood ocular trauma in the Republic of Suriname. Acta Ophthalmologica94(5), 479-484. https://doi.org/10.1111/aos.13000

Minderhoud, J., Pawiroredjo, J. C., Themen, H. C. I., Bueno de Mesquita-Voigt, A. M., Siban, M. R., Forster-Pawiroredjo, C. M., Limburg, H., van Nispen, R. M. A., Mans, D. R. A., & Moll, A. C. (2015). Blindness and Visual Impairment in the Republic of Suriname. Ophthalmology122(10), 2147-2149. https://doi.org/10.1016/j.ophtha.2015.04.033

Promotores

Prof.dr. Annette C. Moll, Prof.dr. Dennis R.A. Mans, Dr. Ruth M.A. van Nispen, Dr. Peerooz Saeed