Promotie onderzoek
Tamara Brussee, optometrist, heeft promotie onderzoek gedaan naar de psychofysische eigenschappen van leestesten en contrastgevoeligheidstesten. Zij promoveerde in 2018 bij de Faculteit Geneeskunde van de VU.
Onderzoeker
Tamara Brussee
Positie
Onderzoeker
Financiering
SNOO, Elkerliek ziekenhuis, Scholten-Cordès Fonds
Periode
2014-2018
Samenvatting proefschrift
Psychofysische eigenschappen van leestesten en contrast sensitiviteitsmetingen
Slechtziendheid en blindheid (visuele beperking) vormt in onze vergrijzende samenleving een steeds groter probleem in het leven van veel ouderen. Dit uit zich niet alleen door de direct ervaren moeite met het zien maar onder andere ook in een afname in kwaliteit van leven en een toename van depressie en angststoornissen. Er zijn veel mensen met een visuele beperking en hun aantal groeit als gevolg van bevolkingsgroei en vergrijzing van de bevolking. In Nederland waren in 2008 naar schatting 311.000 mensen met een visuele beperking. Verwacht wordt dat dit aantal zal stijgen tot ongeveer 367.000 in 2020.
Lezen is in onze visueel ingestelde maatschappij van groot belang voor deelname aan de samenleving. Leesproblemen zijn een belangrijke reden voor mensen met een visuele beperking om hulp te zoeken bij een revalidatie-instelling. Vooral voor personen met leeftijdsgebonden Macula Degeneratie (MD), een oogaandoening waarbij het centrale zien is aangetast, is lezen een uitdaging. Om leesproblemen in kaart te brengen volstaat het meten van de gewone gezichtsscherpte, waarbij op zich staande letters gebruikt worden, niet, maar is een leeskaart met zinnen nodig. Voor het beoordelen van een dergelijke gezichtsscherpte voor dichtbij is, in tegenstelling tot het bepalen van de gezichtsscherpte voor veraf, geen richtlijn welke leestest moet worden gebruikt. Op dit moment worden allerlei verschillende leestesten gebruikt in de klinische praktijk en wetenschappelijk onderzoek. In het eerste deel van het proefschrift is bekeken wat in de literatuur bekend is over verschillende leestesten en vervolgens zijn de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van leestesten in de Nederlandse taal onderzocht.
Om leesproblemen in kaart te brengen is het van belang inzicht te krijgen in de onderliggende factoren die de leesprestatie kunnen beïnvloeden. De optische kwaliteit van het oog en de daarmee samenhangende gewone gezichtsscherpte zijn van belang, maar slechts gedeeltelijk verantwoordelijk voor leesprestaties. De conditie van het netvlies is ook van groot belang. Om deze invloed te onderzoeken (onafhankelijk van optische factoren) kan een contrastgevoeligheidsmeting gebruikt worden. Contrastgevoeligheid beschrijft de mate waarin iemand het verschil in contrast kan zien tussen een voorwerp en de achtergrond. Mensen met een verminderde contrastgevoeligheid kunnen problemen ervaren bij dagelijkse activiteiten zoals gezichtsherkenning, autorijden en lezen. De rol van contrastgevoeligheid bij leesprestaties wordt beschreven in het tweede deel van dit proefschrift.
Deel I: leestesten
De keuze welke leestest gebruikt moet worden in de klinische praktijk, en in het bijzonder voor wetenschappelijk onderzoek, dient te worden gebaseerd op de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid van de leestesten. In hoofdstuk 2 is een overzicht gegeven van de bestaande literatuur waarin de betrouwbaarheid van leeskaarten is onderzocht. Het gebruik van een groot aantal verschillende leestesten werd beschreven, maar voor slechts drie leestesten werden relevante artikelen gevonden. Deze drie leestesten zijn de ‘International Reading Speed Texts’ (IReST), de ‘Minnesota Low-vision Reading Test’ (MNread) en de Radner leestest. Deze leestesten zijn beschikbaar in verschillende talen, waarvan de IReST en de Radner leestest ook beschikbaar zijn in het Nederlands. De IReST presteerde goed in studies waarin verschillende talen werden vergeleken en de Radner leestest scoorde goed op herhaalbaarheidsstudies die zijn gedaan voor zowel goedzienden als mensen met een visuele beperking. De volgende vijf leestesten die beschikbaar zijn in de Nederlandse taal werden in de overige hoofdstukken van dit proefschrift onderzocht: de Colenbrander, de Nederlanders, de ‘Laboratory of Experimental Ophthalmology’ (LEO), de Radner en de IReST. Voor alle leestesten, behalve de IReST, geldt dat de leestesten zijn opgebouwd uit losse zinnen die stapsgewijs afnemen in lettergrootte. Met deze leestesten kan zowel de gezichtsscherpte voor nabij als de leessnelheid van
een individu worden bepaald. De IReST test bestaat uit 10 lange paragrafen van ongeveer 140 woorden per paragraaf. Vanwege de langere stukken tekst kan deze test een aanvullend instrument zijn om mogelijke problemen die optreden bij langdurig lezen, zoals bijvoorbeeld een boek, te diagnosticeren. Een belangrijke stap in het ontwerp van een leestest is te onderzoeken of de zinnen die gebruikt zijn voor de leestest allen even betrouwbaar zijn. De lettergrootte van de zinnen zou de enige factor moeten zijn die de leesprestaties beïnvloedt en dit kan alleen wanneer alle zinnen vergelijkbaar zijn in moeilijkheidsgraad. Dit kan onderzocht worden door de leessnelheid en het aantal fouten per zin te analyseren. Omdat deze belangrijke stap niet voor alle leeskaarten beschreven was in de beschikbare literatuur, zijn in hoofdstuk 3 de betrouwbaarheid van de zinnen en paragrafen van de vijf leestesten geanalyseerd. Alle beschikbare zinnen en paragrafen zijn op dezelfde grootte afgedrukt en getest in een groep deelnemers zonder oogproblemen variërend in leeftijd van 18 tot 86 jaar. De resultaten lieten zien dat de moeilijkheid van zinnen binnen sommige leestesten varieerde. De Radner leestest scoorde het best wat betreft vergelijkbaarheid in moeilijkheidsgraad van de onderlinge zinnen. Voor zowel de IReST als de Radner leestest zijn eerder studies gedaan naar betrouwbaarheid. Voor de IReST leestest is de betrouwbaarheid alleen onderzocht voor een groep deelnemers zonder oogproblemen. Voor de Colenbrander, de Nederlanders en de LEO zijn geen wetenschappelijke studies gepubliceerd naar de betrouwbaarheid van de leestesten. In hoofdstuk 4 is daarom de betrouwbaarheid van de leestesten onderzocht voor een groep deelnemers zonder en met MD, een oogaandoening waarbij het centrale zien is aangedaan. Verschillende aspecten van de leestesten, zoals normwaarden, herhaalbaarheid en uitvoerbaarheid werden onderzocht. Het bleek dat voor beide groepen deelnemers het soms problematisch was om betrouwbare leesresultaten te bepalen. Voor bijvoorbeeld de Nederlanders kon 43% van de deelnemers met MD de kaart überhaupt niet lezen. Bij de Colenbrander leestest waren de kleinst afgedrukte zinnen op de test voor een groot deel van de goedziende deelnemers te makkelijk te lezen. Zowel de LEO als de Radner leestest scoorden daarentegen goed op herhaalbaarheid en uitvoerbaarheid van de testen. De langere paragrafen van de IReST leestest kunnen een aanvulling zijn voor het meten van de leesprestaties van langere stukken tekst. De IReST lijkt veelbelovend, maar er is meer onderzoek nodig naar de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de test, met name voor personen met een visuele beperking. We kunnen concluderen uit het eerste deel van het proefschrift dat het gebruik van de Colenbrander leestest discutabel is omdat de leesprestaties bij een groep jonge personen zonder oogproblemen niet betrouwbaar gemeten kon worden. De Nederlanders bleek ongeschikt voor zowel personen zonder als met een visuele beperking. Het gebruiken van deze test wordt dan ook voor zowel de klinische praktijk als voor onderzoek afgeraden. In de LEO leestest viel op dat de zinnen die gebruikt zijn niet gelijkwaardig waren wat betreft moeilijkheidsgraad, maar dat de betrouwbaarheid van de kaart zelf goed was. Hierdoor kan de LEO leestest worden beschouwd als een optie voor de klinische praktijk, maar de test is minder geschikt voor wetenschappelijk onderzoek. De Radner leestest kwam na het beoordelen van alle meeteigenschappen van alle kaarten als beste naar voren. Daarnaast is de Radner leestest beschikbaar in meerdere talen, waardoor de test ook geschikt is voor het vergelijken van leesprestaties in internationaal onderzoek. In aanvulling op de betrouwbaarheid van de leestesten is in hoofdstuk 5 gekeken naar de invloed van verschillende factoren die mogelijk leesprestaties kunnen beïnvloeden. Het is bekend dat lezen een complex proces is dat beïnvloed wordt door meerdere visuele en cognitieve factoren. Toch worden in de oogheelkundige wetenschappelijke literatuur waarin leessnelheid een uitkomstparameter is, deze factoren niet altijd beschreven. Om die reden is gekeken welke visuele en niet visuele factoren, die gemakkelijk te meten zijn in de klinische praktijk, van significante invloed zijn op leesprestaties. Leeftijd, opleidingsniveau en leesgewoonten werden als niet visuele factoren in het onderzoek meegenomen. Gezichtsscherpte, contrastzien en strooilicht werden als visuele factoren meegenomen. De gevonden resultaten toonden aan dat contrastzien significant is geassocieerd met leessnelheid en dat er een interactie plaatsvindt tussen leeftijd, opleidingsniveau en leessnelheid.
Deel II: contrastgevoeligheidstesten
Het tweede deel van dit proefschrift onderzoekt de relatie tussen contrastgevoeligheid en leessnelheid. In het algemeen kunnen twee soorten contrastgevoeligheid worden onderscheiden: de spatiële contrastgevoeligheid en temporele contrastgevoeligheid. Spatiële contrastgevoeligheid wordt beïnvloed door de optische elementen van het oog zoals de helderheid van de ooglens en brilafwijkingen. In dit proefschrift is voor het meten van spatiële contrastgevoeligheid gebruik gemaakt van de Mars letter test. Deze test bestaat uit een kaart op A4 formaat met grote letters die afnemen in contrast. Temporele contrastgevoeligheid is ongevoelig voor optische aspecten van het oog en meet alleen de neurale aspecten zoals de integriteit van het netvlies. Voor het meten van temporele contrastgevoeligheid is gebruik gemaakt van de C-Quant strooilichtmeter met een applicatie om temporele contrastgevoeligheid te meten. De test toont een centraal testveld verdeeld in twee helften. Tijdens de test knippert één van de helften met een zekere contrastwaarde, waarop de deelnemer moet aangeven welke helft knippert. Hierbij wordt het contrast in stapjes verminderd totdat de deelnemer geen verschil meer ziet tussen de twee helften. In hoofdstuk 6 is de relatie tussen contrastgevoeligheid en lezen onderzocht in een groep deelnemers zonder oogproblemen variërend in leeftijd. Een significante relatie met leessnelheid werd gevonden voor spatiële contrastgevoeligheid en in mindere mate ook voor temporele contrastgevoeligheid. Dit laat zien dat zowel optische factoren als neurale factoren van invloed kunnen zijn op de leessnelheid. Verder werd ook een duidelijk verband gevonden tussen leeftijd en contrastgevoeligheid; contrastgevoeligheid neemt af bij een toename van leeftijd. In hoofdstuk 7 is de relatie tussen contrastgevoeligheid en lezen onderzocht in een groep deelnemers met MD. Voor deze groep deelnemers met aandoeningen van het centrale zien, werd de sterkste relatie gevonden tussen temporele contrastgevoeligheid en leessnelheid. De sterke correlatie kan verklaard worden doordat zowel temporele contrastgevoeligheid als leessnelheid niet tot nauwelijks worden beïnvloed door optische factoren maar sterk worden beïnvloed door ziektes van het netvlies. De gevonden relatie suggereert dan ook dat met een meting van temporele contrastgevoeligheid de integriteit van het netvlies goed bepaald kan worden. De temporele contrastgevoeligheidstest die in de huidige studie werd gebruikt, lijkt veelbelovend voor het diagnosticeren en monitoren van vroege MD en om de effectiviteit van behandeling te beoordelen.
Conclusie
We kunnen concluderen dat niet alle leestesten die gebruikt worden in de oogheelkundige praktijk en wetenschappelijk onderzoek betrouwbaar en bruikbaar zijn. Met name voor mensen met een visuele beperking is het van belang dat een betrouwbare leestest wordt gebruikt. Uit dit proefschrift blijkt de Radner leestest het meest geschikt te zijn. Tevens is de relatie tussen contrastgevoeligheid en lezen geanalyseerd met twee verschillende testen. Met name de temporele contrastgevoeligheidstest liet een sterke relatie zien met de integriteit van het netvlies. Daarom heeft deze test potentie voor het opsporen en monitoren van vroege MD. Dit is een interessante optie die in toekomstig onderzoek nader geanalyseerd zou kunnen worden.
Verschenen publicaties
Promotores
Prof.dr. Ger H.M.B. van Rens, Dr. Ruth M.A. van Nispen, Dr. Tom J. van de Berg